NBG-vertaling 1951

1 Koningen 1:12-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. Nu dan, laat mij u toch een raad geven, opdat gij uw leven en dat van uw zoon Salomo redt.

13. Ga heen, treed bij koning David binnen en zeg tot hem: Hebt gij, mijn heer de koning, aan uw dienstmaagd niet gezworen: Voorzeker, Salomo, uw zoon, zal na mij koning worden en hij zal op mijn troon zitten? Waarom is dan Adonia koning geworden?

14. Zie, terwijl gij dan nog met de koning in gesprek zijt, zal ik na u binnenkomen en uw woorden aanvullen.

15. Dus trad Batseba bij de koning de kamer binnen; de koning was zeer oud en Abisag, de Sunamitische, bediende de koning.

16. Toen knielde Batseba en boog zich voor de koning neer, waarop de koning zeide: Wat hebt gij?

17. Daarop zeide zij tot hem: Mijn heer, gij hebt bij de Here, uw God, uw dienstmaagd gezworen: Voorzeker, Salomo, uw zoon, zal na mij koning worden, en hij zal op mijn troon zitten.

18. Maar nu, zie, Adonia is koning geworden, en zelfs thans weet gij, mijn heer de koning, het niet.

19. Hij heeft runderen, gemest vee en schapen in menigte geslacht, en al de zonen van de koning en de priester Abjatar en de legeroverste Joab uitgenodigd, maar uw knecht Salomo heeft hij niet uitgenodigd.