NBG-vertaling 1951

1 Johannes 2:6-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

6. Wie zegt, dat hij in Hem blijft, behoort ook zelf zó te wandelen, als Hij gewandeld heeft.

7. Geliefden, ik schrijf u geen nieuw gebod, maar een oud gebod, dat gij van den beginne gehad hebt. Dit oude gebod is het woord, dat gij gehoord hebt.

8. Toch schrijf ik u een nieuw gebod, want – wat waarheid is in Hem en in u – de duisternis gaat voorbij en het waarachtige licht schijnt reeds.

9. Wie zegt in het licht te zijn en zijn broeder haat, die is in de duisternis tot nu toe.

10. Wie zijn broeder liefheeft, blijft in het licht en in hem is niets aanstotelijks;

11. maar wie zijn broeder haat, is in de duisternis en wandelt in de duisternis, en hij weet niet waar hij heengaat, want de duisternis heeft zijn ogen verblind.

12. Ik schrijf u, kinderkens, want de zonden zijn u vergeven om zijns naams wil.

13. Ik schrijf u, vaders, want gij kent Hem, die van den beginne is. Ik schrijf u, jongelingen, want gij hebt de boze overwonnen. Ik heb u geschreven, kinderen, want gij kent de Vader.