Het Boek

Zacharia 1:1-9 Het Boek (HTB)

1. In de achtste maand van koning Darius' tweede regeringsjaar ontving de profeet Zacharia, de zoon van Berechja en kleinzoon van Iddo, deze boodschap van de Here.

2. ‘De Here is toornig geweest op uw voorouders.

3. Maar tegen u zegt Hij: “Als u bij Mij terugkomt, zal Ik ook bij u terugkomen.”

4. Wees niet zoals uw voorouders! De vroegere profeten zeiden tegen hen: “De Here van de hemelse legers zegt dat u moet ophouden met uw kwade praktijken,” maar zij luisterden niet. Zij bekommerden zich niet om Mij.

5. Wat is er van uw voorouders en hun profeten geworden?

6. Maar mijn woord houdt eeuwig stand! De woorden die Ik door mijn profeten liet verkondigen, hebben uw voorouders ten slotte toch bereikt, waarna zij tot inkeer kwamen. Toen moesten zij erkennen: “De Here van de hemelse legers had ons nog zo gewaarschuwd, maar moest uiteindelijk zijn dreigementen toch uitvoeren. Wij kregen wat wij verdienden.” ’

7. Op de vierentwintigste dag van de elfde maand, de maand Sebat, nog steeds in het tweede regeringsjaar van koning Darius, ontving de profeet Zacharia opnieuw een boodschap van de Here. Deze keer kwam de boodschap 's nachts in de vorm van een visioen:

8. ik zag een man op een rood paard. Hij stond tussen de mirtestruiken in een rivierdal en achter hem stonden andere paarden, rode, bruine en witte.

9. Een engel stond naast mij en ik vroeg hem: ‘Waarvoor zijn al die paarden daar, mijn heer?’ ‘Ik zal het u vertellen,’ zei hij.