Het Boek

Spreuken 26:11-26 Het Boek (HTB)

11. Zoals een hond terugkeert naar zijn eigen braaksel, houdt de dwaas vast aan zijn onverstand.

12. Hebt u een man gezien die zichzelf als wijs beschouwt? Welnu, van een dwaas mag u meer verwachten dan van hem.

13. De luiaard gebruikt alle mogelijke uitvluchten, desnoods beweert hij dat een gevaarlijke leeuw op straat loopt.

14. Zoals een deur op zijn scharnieren draait, zo draait de luiaard zich om in zijn bed.

15. De luiaard houdt zijn handen liever in zijn zakken, hij is nog te beroerd om ermee te eten.

16. De luiaard acht zichzelf wijzer dan alle verstandige mensen om hem heen.

17. Een voorbijganger die zich in een ruzie mengt die hem niet aangaat, is net zo gevaarlijk bezig als iemand die een hond uitdaagt.

18. Wie zonder aanleiding als een razende zijn pijlen en bedreigingen om zich heenwerpt,

19. is te vergelijken met iemand die zijn naaste bedriegt en dan zegt: ‘Ach, ik deed het toch voor de grap?’

20. Zonder hout gaat het vuur uit, zo houdt ook de ruzie op als de roddelaar verdwijnt.

21. Zoals kolen het vuur doen opgloeien en hout het vuur laat vlammen, zo laat een ruziezoeker ruzies opvlammen.

22. Naar de woorden van een roddelaar wordt gretig geluisterd. Zij zetten zich vast in het gemoed van de toehoorders.

23. Een boosaardig hart achter vriendelijk klinkende woorden is als een waardeloos voorwerp, overtrokken met een laagje zilver.

24. Wie haatdragend is, laat dat van buiten niet merken, maar in zijn hart gaat heel wat anders om.

25. Geloof zijn smeekbeden niet, want u zou gruwen als u in zijn hart kon kijken.

26. Ook al tracht iemand zijn haatgevoelens te maskeren, zijn kwade voornemens zullen aan het licht komen.