Het Boek

Ruth 3:5-15 Het Boek (HTB)

5. ‘Goed, ik zal doen wat u hebt gezegd,’ antwoordde Ruth.

6. Die avond ging zij naar de dorsvloer en deed precies wat haar schoonmoeder had gezegd.

7. Toen Boaz klaar was met eten, ging hij tevreden liggen slapen naast een korenhoop. Zachtjes sloop Ruth naar hem toe, lichtte de deken van zijn voeten op en ging daar liggen.

8. Rond middernacht schrok Boaz plotseling wakker. Hij draaide zich om en zag een vrouw aan zijn voeten liggen!

9. ‘Wie ben je?’ vroeg hij. ‘Ik ben het, meneer, Ruth,’ antwoordde ze. ‘Wilt u met mij trouwen? U bent immers onze naaste bloedverwant.’

10. ‘De Here zal je zegenen,’ riep hij uit. ‘Hiermee toon je nog meer trouw dan je voorheen al aan je overleden man getoond hebt. Je hebt niet omgekeken naar jongere mannen, of ze nu arm waren of rijk.

11. Welnu Ruth, maak je geen zorgen. Ik zal doen wat je vraagt, want iedereen in de stad weet wat een bijzondere vrouw jij bent.

12. Er is echter één probleem. Het klopt dat ik een naaste bloedverwant van je ben, maar er is iemand anders die nog nauwer aan je verwant is dan ik.

13. Blijf vannacht hier, dan ga ik morgenochtend met hem praten. Als híj met je wil trouwen, moet je dat doen. Wil hij dat niet, dan word je mijn vrouw. Dat zweer ik bij de naam van de Here. Blijf hier maar liggen tot de ochtend.’

14. Zo bleef zij aan zijn voeteneinde liggen. Nog voor het licht werd stond ze op, zodat niemand haar kon herkennen, want hij had haar gezegd: ‘Niemand mag weten dat jij op de dorsvloer bent geweest.’

15. ‘Houd je omslagdoek eens op,’ zei hij. Toen zij dat deed, goot hij er zes maten gerst in die hij haar meegaf. Daarna ging hij naar de stad.