Het Boek

Richteren 5:1-13 Het Boek (HTB)

1. Toen zongen Debora en Barak, de zoon van Abinoam, het volgende lied op de geweldige overwinning:

2. ‘Prijs de Here! Israëls bevelhebbers namen de leiding en het volk volgde vrijwillig!

3. Luister, koningen en vorsten, want ik zal zingen voor de Here, psalmen zingen voor de God van Israël.

4. Here, toen U uit Seïr trok, uit de velden van Edom, beefde de aarde en stroomde de regen uit de hemel.

5. De bergen wankelden voor de Here, de God van Israël, ja, óók de berg Sinaï.

6. In de dagen van Samgar, de zoon van Anath, en in de dagen van Jaël lagen de hoofdwegen verlaten. Reizigers gebruikten de smalle, kronkelende zijpaden.

7. Er waren geen leiders in Israël, totdat ik, Debora, opstond als een moeder voor Israël.

8. Als Israël nieuwe goden uitkoos, stond de vijand voor haar poorten. Maar bij de veertigduizend soldaten van Israël was geen schild of speer te vinden!

9. Ik verheug mij over Israëls leiders, die zich zo vrijwillig aanboden. Prijs de Here voor zulke mannen!

10. Maak het overal bekend, rijken die op ezelinnen met zachte zadels rijden en armen die te voet over de wegen moeten gaan.

11. Laten de muzikanten zich bij de dorpsbron verzamelen om de overwinningen van de Here te bezingen en te zingen van de overwinning die de leiders van Israël hebben behaald terwijl het volk van de Here door de poorten marcheerde.

12. Word wakker, word wakker, Debora, en zing een lied! Vooruit, Barak! Voer uw krijgsgevangenen weg, zoon van Abinoam!

13. De ware helden daalden de berg Tabor af. Het volk van de Here rukte op tegen een grote overmacht.