Het Boek

Psalmen 137:1-9 Het Boek (HTB)

1. Wij zaten aan de rivier in de stad Babelen huilden toen wij aan Jeruzalem dachten.

2. Onze citers hadden wij daaraan de takken van een wilg gehangen,

3. omdat onze bewakers wilden dat wij zouden zingen.Ondanks dat zij ons sloegen,wilden zij een vrolijk lied horen.‘Vooruit,’ zeiden zij, ‘zing eens een lied over Jeruzalem!’

4. Maar hoe kunnen wij nu in een vreemd landeen lied voor de Here zingen?

5. Mijn rechterhand mag verlamd raken,als ik Jeruzalem zou vergeten!

6. Als ik Jeruzalem niet zou bezingenals de mooiste en hoogste stad,zou mijn tong krachteloosin mijn mond mogen liggen.

7. Neem wraak, Here, op de Edomietendie Jeruzalem hebben verwoest.Zij zeiden tegen elkaar:‘Wij breken die stad tot op de bodem af!’

8. Volk van Babel, binnenkortzal uw eigen land worden verwoest.Wij prijzen hen die vergelding zullen uitoefenenover wat u ons hebt aangedaan.

9. Wij prijzen degene die nuúw kinderen tegen de rotsen te pletter zal gooien.