Het Boek

Psalmen 109:17-31 Het Boek (HTB)

17. Laten de vloeken die hij zo graag uitsprakmaar over hemzelf komen.Hij wilde niet over de zegen praten:laat die nu dan ook maar ver van hem blijven.

18. De vloek was als een mantel om hem heen:laat die hem nu helemaal vervullen,tot hij er ziek van wordt.

19. Laat die vloek nu maar helemaal om hem heen zijn,als een riem die hij dag en nacht draagt.

20. Ik hoop dat de Here mijn tegenstandersop deze manier zal belonen,dat dit zal gebeurenmet ieder die kwaad van mij spreekt.

21. Here, mijn God, wilt U met mij omgaantot eer van uw naam?Red mij toch, want ik weethoe groot uw goedheid en liefde zijn.

22. Zelf ben ik er ellendig aan toeen ik ben arm.Mijn hart ligt als een gewond dier in mijn lichaam.

23. Als een langer wordende schaduwzal ik straks verdwijnen,ik word weggeschudalsof ik een lastige sprinkhaan ben.

24. Doordat ik niet eet,trillen mijn knieënen ik ben mager geworden.

25. Ik ben een bespotting voor anderen.Wie mij ziet,bekijkt mij hoofdschuddend.

26. Here, mijn God,help mij toch en bevrijd mij.Dat past immers bij uw goedheid en uw liefde?

27. Dan zullen anderen erkennendat U dit hebt gedaan. Here, zij zullen dan zeggendat uw hand mij behulpzaam was.

28. Ook al vervloeken zij mij,wilt U mij zegenen?En als zij zich boven mij willen stellen,wilt U hen dan te schande zetten?Laat ik mij in U verheugen.

29. Overdek mijn tegenstanders met schaamteen laat hun schande hen omhullen.

30. Zelf zal ik hardop de Here loven en prijzen,velen zullen het horen.

31. Want God helpt de armenen verlost hen van hun onderdrukkers.