Het Boek

Numeri 36:4-13 Het Boek (HTB)

4. in het jubeljaar zou het definitief bij die stam worden ingelijfd.’

5. Mozes antwoordde in het openbaar en gaf hun de aanwijzingen van de Here door: ‘De mannen van de stam van Jozef hebben gelijk.

6. Dit is wat de Here verder heeft bevolen over de dochters van Selofchad: “Laten zij trouwen met wie zij willen, zolang het maar iemand van hun eigen stam is.

7. Op die manier zal geen land van de ene stam bij de andere stam terechtkomen, want het erfdeel van elke stam moet blijven zoals door het lot is bepaald.

8. De meisjes van de stammen van Israël die hebben geërfd, moeten binnen hun eigen stam trouwen zodat hun grond het stambezit niet verlaat.

9. Zo zal geen enkel erfdeel van de ene bij de andere stam terechtkomen.” ’

10. De dochters van Selofchad deden wat de Here door Mozes had bevolen.

11-12. Deze meisjes—Machla, Tirsa, Chogla, Milka en Noa—trouwden met mannen uit hun eigen stam van Manasse, de zoon van Jozef. Zo bleef hun erfdeel in bezit van de stam.

13. Dit zijn de wetten en voorschriften die de Here de Israëlieten via Mozes gaf, terwijl zij hun kamp hadden opgeslagen in de vlakte van Moab langs de rivier de Jordaan, tegenover Jericho.