Het Boek

Numeri 14:6-13 Het Boek (HTB)

6. Twee van de spionnen, Jozua, de zoon van Nun, en Kaleb, de zoon van Jefunne, begonnen hun kleren te scheuren

7. en zeiden tegen het verzamelde volk: ‘Het land dat voor ons ligt, is prachtig en de Here is ons welgezind.

8. Daarom zal Hij ons veilig dat land binnenbrengen en het ons geven. Het is erg vruchtbaar, een land dat overvloeit van melk en honing.

9. Mensen, kom toch niet in opstand tegen de Here! Wees niet bang voor de inwoners van dat land. Wij zullen hen overwinnen want zij zijn als brood voor ons. De Here staat aan onze kant en beschermt hen niet langer! Daarom moeten wij niet bang voor hen zijn!’

10-11. Maar de enige reactie van de Israëlieten bestond uit het voorstel Jozua en Kaleb te stenigen. Toen verscheen de heerlijkheid van de Here in de tabernakel aan al de Israëlieten en Hij zei tegen Mozes: ‘Hoe lang zal dit volk nog dwarsliggen? Zullen ze Mij ooit geloven na alle wonderen die Ik onder hen heb gedaan?

12. Ik zal hen verstoten en vernietigen door de pest en ú tot een volk maken dat veel groter en machtiger is dan zij!’

13. ‘Maar wat zullen de Egyptenaren zeggen als zij dat horen?’ hield Mozes de Here voor. ‘Zij hebben kennis gemaakt met uw kracht toen U uw volk uit hun land redde.