Het Boek

Nehemia 7:1-44 Het Boek (HTB)

1. Toen de muur was hersteld, liet ik de deuren aanbrengen en stelde poortwachters, zangers en Levieten aan.

2. Het bestuur over Jeruzalem vertrouwde ik toe aan mijn broer Hanani en aan Hananja, de commandant van de vesting. Deze laatste was een betrouwbaar man en hij had veel ontzag voor God.

3. Ik droeg deze twee op de poorten van Jeruzalem pas ruim na zonsopgang te openen. Zij moesten ze sluiten en vergrendelen wanneer de wachters nog op hun post stonden. Verder bepaalde ik dat de wachters zelf ook inwoners van Jeruzalem moesten zijn, dat zij regelmatig moesten wachtlopen en dat iedereen die naast de muur woonde, dat deel van de muur dat aan zijn eigen huis grensde, moest bewaken.

4. Want de stad was groot, maar er waren weinig inwoners en er waren nog maar weinig huizen weer opgebouwd.

5. Toen gaf mijn God mij de ingeving alle leiders en het gewone volk bij elkaar te roepen om zich te laten inschrijven in het bevolkingsregister en toen ontdekte ik ook de lijst met de namen van de families die het eerst naar Jeruzalem waren teruggekeerd. Daarin stond:

6. Hier volgt een lijst met namen van Judese ballingen die terugkeerden naar Jeruzalem en de andere steden in Juda. Hun ouders waren door koning Nebukadnezar naar Babel gedeporteerd.

7. De leiders waren: Zerubbabel, Jesua, Nehemia, Azarja, Raämja, Nahamani, Mordechai, Bilsan, Mispereth, Bigvai, Nehum en Baäna.Anderen die in die tijd terugkeerden, waren

8-38. de familie Paros (2172 personen), de familie Sefatja (372), de familie Arah (652), de familie Pahath-Moab, nakomelingen van Jesua en Joab (2818), de familie Elam (1254), de familie Zattu (845), de familie Zakkai (760), de familie Binnuï (648), de familie Bebai (628), de familie Azgad (2322), de familie Adonikam (667), de familie Bigvai (2067), de familie Adin (655), de familie Ater, nakomelingen van Hizkia (98), de familie Hasum (328), de familie Bezai (324), de familie Harif (112), de familie Gibeon (95), de families Bethlehem en Netofa (188), de familie Anathoth (128), de familie Bet-Azmaveth (42), de families Kirjat-Jearim, Kefira en Beëroth (743), de families Rama en Gaba (621), de familie Michmas (122), de families Betel en Ai (123), de andere familie Nebo (52), de andere familie Elam (1254), de familie Harim (320), de familie Jericho (345), de families Lod, Hadid en Ono (721) en de familie Senaä (3930).

39-42. Priesters die terugkeerden, waren de familie Jedaja van Jesua (973), de familie Immer (1052), de familie Pashur (1247) en de familie Harim (1017).

43. De teruggekeerde Levieten waren de familie Jesua, namelijk Kadmiël en de nakomelingen van Hodeva (74).

44. Teruggekeerde zangers: de familie Asaf (148).