Het Boek

Mattheüs 22:31-46 Het Boek (HTB)

31. En wat het terugkomen uit de dood betreft, hebt u niet gelezen wat door God tegen u gezegd is, toen Hij zei:

32. “Ik ben de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob!” Daaruit blijkt dat Hij niet een God van doden is, maar van levenden.’

33. Iedereen was diep onder de indruk van zijn inzicht.

34. Toen de Farizeeën hoorden dat Hij de Sadduceeën de mond had gesnoerd, kwamen zij met een nieuwe strikvraag.

35. Een van hen, een bijbelgeleerde, nam het woord.

36. ‘Meester, wat is het belangrijkste gebod in de wet van Mozes?’

37. Jezus antwoordde: ‘Heb de Here, uw God, lief met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand.

38. Dit gebod is het eerste en het belangrijkste.

39. Het tweede gebod komt op hetzelfde neer: “Heb uw naaste net zo lief als uzelf.”

40. Deze twee geboden zijn de basis van de hele wet en de profeten.’

41. Er stonden verschillende Farizeeën om Jezus heen. Hij vroeg hun:

42. ‘Hoe staat het met de Christus? Van wie is Hij een zoon?’ ‘Van David,’ antwoordden zij.

43. ‘Hoe kan David hem dan Here noemen?’ vroeg Jezus. ‘Want hij heeft gezegd:

44. “God zei tegen mijn Here: Kom naast Mij zitten, aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden aan U onderworpen heb.” Dat was hem ingegeven door de Heilige Geest.

45. Als David hem Here noemt, hoe kan de Christus dan zijn Zoon zijn?’

46. Ze hadden daar geen antwoord op. En van die dag af durfde niemand meer met zo'n vraag bij Hem te komen.