Het Boek

Mattheüs 2:8-23 Het Boek (HTB)

8. ‘Ga naar Bethlehem en zoek het kind. Als u het hebt gevonden, kom dan terug om mij er alles over te vertellen. Want ik wil Hem ook eer gaan bewijzen.’

9. Nadat ze de koning hadden aangehoord, reisden de magiërs verder. Tot hun verrassing ging de ster die zij hadden zien opgaan, voor hen uit en bleef stilstaan boven het huis waar het kind zich bevond.

10. Toen ze dat zagen, werden ze enorm blij.

11. Zij gingen naar binnen en vonden het kind en zijn moeder Maria. Vol eerbied knielden zij voor Hem neer. Zij gaven Hem kostbare geschenken: goud, wierook en mirre.

12. Maar zij gingen niet via Jeruzalem naar hun land terug. God had hen in een droom gewaarschuwd niet bij Herodes langs te gaan. Daarom kozen zij een andere weg.

13. Nadat zij waren vertrokken, verscheen aan Jozef een engel van de Here in een droom en die zei: ‘Vlucht met het kind en zijn moeder naar Egypte en blijf daar tot ik zeg dat u kunt terugkomen. Want Herodes zal alles doen om het kind te doden.’

14. Jozef stond meteen op en vertrok nog diezelfde nacht met Maria en het kind naar Egypte.

15. Hij bleef daar tot Herodes gestorven was. Daarmee werden de woorden van de profeet Hosea werkelijkheid: ‘Uit Egypte haalde Ik mijn zoon.’

16. Herodes werd woedend toen hij ontdekte dat de magiërs hem misleid hadden. Hij gaf de opdracht om in Bethlehem en de hele omgeving alle jongens van twee jaar en jonger te doden. De magiërs hadden namelijk gezegd dat het ongeveer twee jaar geleden was dat zij de ster voor het eerst hadden gezien.

17. Zo gebeurde wat de profeet Jeremia al lang geleden had gezegd:

18. ‘In Rama wordt luid gehuild en gejammerd, Rachel huilt om haar kinderen en wil zich niet laten troosten, omdat ze er niet meer zijn.’

19. Na de dood van koning Herodes zag Jozef in een droom opnieuw een engel van God.

20. Hij zei: ‘Ga met het kind en zijn moeder terug naar Israël. Want de mensen die Hem wilden doden, zijn gestorven.’

21. En Jozef ging met zijn gezin naar Israël terug.

22. Hij durfde echter niet naar Judea te gaan, omdat hij had gehoord dat Herodes' zoon Archelaüs daar nu de macht in handen had. In een droom zei God hem naar de provincie Galilea te gaan.

23. Daar gingen zij wonen in de stad Nazareth. Dat klopte met wat de profeten hadden voorspeld: ‘Hij zal Nazarener genoemd worden.’