Het Boek

Mattheüs 17:15-23 Het Boek (HTB)

15. ‘Here,’ zei hij smekend en viel voor Hem op de knieën. ‘Heb medelijden met mijn zoon. Hij lijdt aan vallende ziekte. Het is heel erg met hem. Hij valt vaak in het vuur en in het water.

16. Daarom heb ik hem bij uw leerlingen gebracht, maar zij konden hem niet genezen.’

17. ‘Och,’ zuchtte Jezus. ‘Wat zijn jullie toch ongelovig en verdorven! Hoelang moet Ik nog bij u blijven? Hoelang moet Ik nog geduld met u hebben? Breng die jongen maar hier.’

18. Hij bestrafte de boze geest in de jongen en die ging er meteen uit. Vanaf dat moment was de jongen genezen.

19. Achteraf, toen ze alleen met Hem waren, vroegen de leerlingen Hem: ‘Waarom konden wij die boze geest niet uit die jongen wegjagen?’

20. ‘Omdat jullie zo weinig geloof hebben,’ antwoordde Jezus. ‘Als jullie geloof zoveel kracht heeft als een mosterdzaadje, dan kun je tegen deze berg zeggen: “Ga weg” en dan gaat hij weg. Dan is niets onmogelijk voor je.

21. Dit soort boze geesten wordt alleen verdreven wanneer jullie ervoor bidden en vasten.’

22. In de tijd dat zij door Galilea trokken, zei Jezus: ‘Het is bijna zover dat Ik, de Mensenzoon, in de handen van de mensen zal vallen.

23. Ze zullen Mij doden, maar op de derde dag zal Ik weer levend worden.’ Deze woorden maakten de leerlingen erg verdrietig.