Het Boek

Marcus 7:20-33 Het Boek (HTB)

20. Hij ging verder: ‘Je wordt onrein door wat je denkt.

21. Uit je innerlijk, je hart, komen slechte gedachten voort. Hoererij, diefstal en moord;

22. overspel, hebzucht en kwaadwilligheid; bedrog, losbandigheid en jaloezie;

23. gevloek, hoogmoed, onverschilligheid en zo meer, komen van binnen uit de mens. Die maken hem onrein.’

24. Hij vertrok naar het gebied van Tyrus. Daar ging Hij een huis binnen. Hoewel Hij niet wilde dat men te weten kwam dat Hij er was, werd het toch bekend.

25. Het duurde dan ook niet lang of er kwam een vrouw naar Hem toe. In haar dochtertje zat een boze geest. Zodra zij het nieuws had gehoord, was ze naar Jezus toe gegaan. Zij viel voor Hem op de knieën en smeekte of Hij die boze geest uit haar dochtertje wilde verjagen.

26. Omdat de vrouw geen Jodin was—ze kwam uit de streek van Tyrus—zei Hij tegen haar:

27. ‘Laat Mij eerst de mensen van mijn eigen volk helpen. Want het is niet goed het eten van de kinderen voor de honden te gooien.’

28. De vrouw antwoordde: ‘Ja, Here, maar de honden onder de tafel krijgen toch wel de restjes van de kinderen?’

29. ‘Goed,’ zei Hij, ‘omdat u dit antwoord hebt gegeven, kunt u naar huis gaan. Uw dochtertje is genezen, de boze geest is uit haar weggegaan.’

30. Toen zij thuiskwam, zag zij het meisje rustig in bed liggen en de boze geest was weg.

31. Van Tyrus ging Jezus naar Sidon en vandaar naar de provincie Dekapolis, naar de oever van het meer van Galilea.

32. Daar werd een dove man bij Hem gebracht, die ook nauwelijks kon praten. De mensen vroegen Jezus of Hij zijn hand op deze man wilde leggen om hem te genezen.

33. Jezus nam hem apart. Hij stak zijn vingers in de oren van de man, spuugde en raakte zijn tong aan.