Het Boek

Lucas 8:30-42 Het Boek (HTB)

30. ‘Hoe heet je?’ vroeg Jezus. ‘Legioen,’ was het antwoord. Want de man zat vol boze geesten.

31. Zij smeekten Jezus dat Hij hen niet naar de onderwereld zou sturen.

32. Niet ver daar vandaan liep op een berghelling een kudde varkens eten te zoeken. De boze geesten smeekten Jezus of ze in die varkens mochten gaan en Hij vond dat goed.

33. Zij verlieten de man en gingen in de varkens. De hele kudde stormde de helling af, het meer in en verdronk.

34. De varkenshoeders sloegen op de vlucht en vertelden in stad en land wat er was gebeurd.

35. Het duurde niet lang of er kwamen van alle kanten mensen aanlopen om het met eigen ogen te zien. Zij zagen de man die van de boze geesten bevrijd was, aan de voeten van Jezus zitten. Hij had kleren aan en was volledig bij zijn verstand.

36. Zij werden bang. Degenen die het hadden zien gebeuren, vertelden hoe de man was genezen.

37. De mensen vroegen Jezus weg te gaan en hen met rust te laten. Dus ging Hij weer in de boot en voer terug naar de overkant van het meer.

38. De man uit wie de boze geesten waren weggegaan, smeekte of hij mee mocht. Maar Jezus wilde dat niet.

39. ‘Ga naar uw familie,’ zei Hij, ‘en vertel hun wat God voor u heeft gedaan.’ De man ging overal in de stad vertellen wat Jezus voor hem had gedaan.

40. Aan de overkant van het meer ontvingen de mensen Hem met open armen. Zij hadden op Hem gewacht.

41. Er kwam een man naar Hem toe die voor Hem neerviel. Het was Jaïrus, de leider van een synagoge. Hij smeekte of Jezus wilde meegaan naar zijn huis.

42. Zijn enige kind, een meisje van twaalf jaar, lag op sterven. Jezus ging met hem mee en baande Zich een weg door de opdringende mensenmenigte.