Het Boek

Lucas 8:13-28 Het Boek (HTB)

13. Het zaad dat op steenachtige grond terechtkomt, zijn de mensen die het woord van God horen en meteen erg enthousiast zijn. Maar het schiet geen wortel bij hen, zij zijn oppervlakkig. Een poosje geloven zij erin, maar wanneer zij op de proef worden gesteld, moeten zij er niets meer van hebben.

14. Het zaad dat tussen de distels terechtkomt, zijn de mensen die het woord van God horen en er ook in geloven. Maar door de zorgen, de overvloed en allerlei genoegens van het leven krijgen die woorden niet de kans in hen iets goeds te bewerken.

15. Maar het zaad dat in goede, vruchtbare grond terechtkomt, zijn de mensen die met een goed, oprecht hart naar de woorden van God luisteren en zich eraan houden. Het zaad brengt vrucht voort in hun leven, omdat zij volhouden.

16. Als men een lamp aansteekt, wordt er toch niet iets overheen gezet om het licht te verbergen? Nee, men zet de lamp ergens neer waar iedereen die binnenkomt, het licht goed kan zien.

17. Zo zal ook alles wat geheim of verborgen is, aan het licht komen.

18. Het hangt er dus van af hoe u luistert. Want wie iets heeft, zal er veel bij krijgen. Maar wie niets heeft, zal ook nog kwijtraken wat hij meent te hebben.’

19. Zijn moeder en zijn broers kwamen Hem opzoeken, maar zij konden niet bij Hem komen omdat het huis overvol was.

20. Toen Hij hoorde dat zij buiten stonden te wachten en Hem wilden spreken, zei Hij:

21. ‘Mijn moeder en mijn broers zijn zij die de woorden van God horen en in praktijk brengen.’

22. Op een dag stapte Hij met zijn leerlingen in een boot en zei: ‘Kom, wij gaan naar de overkant van het meer.’

23. Tijdens de overtocht viel Hij in slaap. Plotseling stak een vreselijke storm op. De golven werden zo woest dat het water de boot insloeg. Het werd heel gevaarlijk.

24. De leerlingen maakten Jezus wakker. ‘Meester! Meester,’ schreeuwden zij, ‘wij vergaan!’ Jezus bestrafte de wind en het woeste water en onmiddellijk werd het bladstil.

25. ‘Hebben jullie geen vertrouwen in Mij?’ vroeg Hij zijn leerlingen. Zij keken Jezus bang aan. Vol ontzag en verbazing zeiden zij tegen elkaar: ‘Wat voor man is Hij? Zelfs de wind en het water doen wat Hij zegt!’

26. Zij voeren verder en legden aan in het gebied van de Gerasenen, aan de overkant van het meer van Galilea.

27. Toen Hij uit de boot stapte, kwam uit de stad een man op Hem af die een boze geest in zich had. Hij liep al een hele tijd zonder kleren rond en woonde niet in een huis, maar in de rotsgraven.

28. Zodra hij Jezus van dichtbij zag, schreeuwde hij het uit en viel voor Hem neer. ‘Wat wilt U van mij, Jezus, Zoon van de Allerhoogste God!’ schreeuwde hij.