Het Boek

Lucas 4:2-19 Het Boek (HTB)

2. waar Hij veertig dagen bleef. Daar stelde de duivel Hem voortdurend op de proef. Al die tijd at Jezus niets en op het laatst kreeg Hij honger.

3. De duivel zei: ‘Als U de Zoon van God bent, zeg dan tegen deze steen dat hij een brood moet worden.’

4. Maar Jezus antwoordde: ‘In de Boeken staat dat eten niet het belangrijkste is.’

5. De duivel nam Jezus mee naar een hoogvlakte en liet Hem in een oogopslag alle koninkrijken van de wereld zien.

6. ‘Kijk,’ zei hij, ‘dat zal ik U allemaal geven, met al hun roem en eer erbij. Want het is allemaal van mij.

7. Ik geef het aan wie ik wil. Als U mij aanbidt, krijgt U het allemaal.’

8. Jezus antwoordde: ‘Er staat in de Boeken: Aanbid de Here, uw God, en geef niemand anders eer.’

9. Daarna nam de duivel Hem mee naar het dak van de tempel in Jeruzalem. ‘Als U de Zoon van God bent,’ zei hij, ‘spring dan naar beneden.

10. Er staat immers in de Boeken: God zal zijn engelen sturen om U te beschermen.

11. Zij zullen U op handen dragen en U zult niet struikelen.’

12. Jezus antwoordde: ‘Er staat ook: Stel de Here, uw God, niet op de proef.’

13. Zo probeerde de duivel op alle mogelijke manieren Jezus om te praten. Maar zonder succes. Daarom liet hij Hem voorlopig met rust.

14. Jezus ging terug naar Galilea, vol van de kracht van de Heilige Geest.

15. Het duurde niet lang of Hij was daar overal bekend. Hij sprak in de verschillende synagogen en stond bij iedereen hoog in aanzien.

16. Hij kwam ook in Nazareth, het dorp waar Hij zijn jeugd had doorgebracht. Op de sabbat (zaterdag, de Joodse rustdag) ging Hij naar de synagoge, dat was zo zijn gewoonte. Tijdens de dienst stond Hij op om voor te lezen.

17. Men gaf Hem het boek van de profeet Jesaja en Hij zocht het gedeelte op waar staat:

18. ‘De Geest van de Here rust op mij, omdat Hij mij heeft gezalfd tot brenger van goed nieuws aan arme mensen. Hij heeft mij gestuurd om uit te roepen dat gevangenen zullen worden vrijgelaten, dat blinden zullen zien, dat onderdrukten zullen worden bevrijd en

19. dat de tijd van Gods genade is aangebroken.’