Het Boek

Lucas 11:27-46 Het Boek (HTB)

27. Terwijl Jezus nog aan het woord was, riep een vrouw: ‘Wat moet uw moeder gelukkig zijn! U bent uit haar schoot geboren en hebt aan haar borsten gedronken!’

28. ‘Weet u,’ antwoordde Jezus, ‘wie nog gelukkiger zijn? Alle mensen die de woorden van God horen en zich eraan houden.’

29. Zij drongen hoe langer hoe meer tegen Hem op. ‘De mensen van deze tijd zijn slecht,’ zei Jezus. ‘Zij doen niets anders dan vragen om een teken uit de hemel. Zij willen een bewijs dat Ik de Christus ben. Maar het enige bewijs dat zij zullen krijgen, is het teken van Jona.

30. Zoals Jona voor het volk van Ninevé een teken was dat God hen wilde redden, zo zal Ik, de Mensenzoon, een teken zijn voor het volk van deze tijd.

31. Op de dag van het grote oordeel zal de koningin van Scheba tegelijk met de mannen van deze tijd levend worden en hen veroordelen. Want zij maakte een lange, moeilijke reis om zelf de wijsheid van Salomo te horen. Maar let op! Ik ben meer dan Salomo!

32. Op die dag zullen de mannen van Ninevé ook levend worden en dit volk veroordelen. Want zij luisterden naar de waarschuwingen van Jona en keerden zich af van het kwaad. Maar Ik ben meer dan Jona!

33. Niemand doet een lamp aan en zet die ergens onder, waar hij niet te zien is. Nee, hij zet hem op een verhoging. Ieder die de kamer binnenkomt, heeft dan licht.

34. Het oog is de lamp van het lichaam. Als uw oog zuiver is en alleen op het goede gericht, leeft uw hele lichaam in het licht. Maar als uw oog boosaardig is, leeft u geheel in het donker.

35. Laat uw oog niet verduisteren door het op het kwaad te richten.

36. Als u van binnen licht bent, zonder een spoortje duisternis, zult u geheel in het licht staan, alsof een heldere lamp u verlicht.’

37. Hij was nauwelijks uitgesproken of een Farizeeër nodigde Hem uit mee te gaan eten.

38. Jezus nam de uitnodiging aan. Toen Hij aan tafel ging zonder zijn handen te hebben gewassen, was de Farizeeër verbaasd, want Joden vergeten dat nooit.

39. Jezus zei tegen hem: ‘Jullie Farizeeën wassen alleen de buitenkant. Maar van binnen zijn jullie nog vuil, vol hebzucht en boosaardigheid.

40. Dwazen! Heeft God niet de buitenkant én de binnenkant gemaakt?

41. Uw innerlijke zuiverheid blijkt het beste uit de mildheid waarmee u geeft.

42. U geeft tien procent van wat u heeft aan munt en andere kruiden aan de tempel, maar u denkt er niet aan rechtvaardig te zijn en God lief te hebben. En daar komt het nu juist op aan. U moet het ene doen en het andere niet nalaten.

43. Wat ziet het er voor u slecht uit, Farizeeën! U vindt het heerlijk in de synagogen op de voornaamste plaatsen te zitten. U voelt zich gestreeld als de mensen op straat u eerbiedig groeten.

44. Maar u bent net verborgen graven in het veld. De mensen lopen eroverheen, zonder te weten wat eronder zit.’

45. ‘Meester,’ zei een bijbelgeleerde die stond te luisteren, ‘door dit allemaal te zeggen, hebt U ook ons zwart gemaakt.’

46. ‘Ja,’ antwoordde Jezus. ‘Ook u staat iets vreselijks te wachten. U eist het onmogelijke van de mensen, maar doet zelf niets om hen te helpen.