Het Boek

Leviticus 22:1-2-16 Het Boek (HTB)

1-2. Opnieuw sprak de Here tegen Mozes en droeg hem het volgende op: ‘Zeg Aäron en zijn zonen dat zij zorgvuldig moeten zijn en mijn heilige naam niet mogen schenden door de heilige giften van het volk te ontheiligen, want Ik ben de Here.

3. Voortaan zal een priester die onrein is en tóch de dieren of geschenken die het volk brengt en die bestemd zijn voor de Here, offert, worden gedood. Want Ik ben de Here!

4. Een priester die melaats is of een etterende wond heeft, mag niet van de heilige offers eten, voordat hij genezen en rein is verklaard. Iedere priester die iets aanraakt, dat onrein is door een dode of door iemand die onrein is door een zaadlozing,

5. die een reptiel aanraakt of een ander verboden voorwerp of iemand aanraakt die om een of andere reden onrein is,

6. zal tot de avond onrein zijn en mag pas van de heilige offers eten nadat hij zich die avond heeft gebaad.

7. Wanneer de zon is ondergegaan, zal hij weer rein zijn en mag hij weer heilig voedsel eten, want dat is zijn enige voedsel.

8. Hij mag niet eten van een dier dat uit zichzelf is gestorven of door een wild dier is verscheurd, want dat zal hem verontreinigen. Ik ben de Here.

9. Waarschuw de priesters dat zij deze voorschriften moeten naleven, anders zullen zij schuldig worden verklaard en sterven wegens de overtreding van deze regels. Ik ben de Here. Ik heilig hen.

10. Niemand mag van de heilige offers eten, tenzij hij priester is. Ook een bezoeker of een gehuurde dienaar mag niet van dit voedsel eten.

11. Er is echter één uitzondering: als de priester van zijn eigen geld een slaaf koopt, mag die slaaf ervan eten en ook de kinderen die hij krijgt.

12. Als de dochter van een priester trouwt met iemand van buiten de eigen stam, mag zij niet meer van de heilige offers eten.

13. Maar als zij weduwe is of verstoten wordt en geen zoon heeft om haar te ondersteunen en dan terugkeert naar haar ouderlijk huis, mag zij weer van haar vaders voedsel eten. Maar verder mag niemand die geen lid is van de priesterfamilie, dit voedsel eten.

14. Als iemand zonder opzet van de heilige offers eet, moet hij het gebruikte voedsel, met een boete van een vijfde deel erbij, aan de priester teruggeven.

15. Want de heilige offers die het volk van Israël heeft gebracht, mogen niet worden ontheiligd doordat een ongewijd persoon ervan eet, want deze offers zijn aan de Here geofferd.

16. Degene die deze wet overtreedt, is schuldig doordat hij van de heilige offers heeft gegeten: want Ik ben de Here. Ik heilig de offers.’