Het Boek

Leviticus 19:9-28 Het Boek (HTB)

9. Wanneer u de oogst binnenhaalt, moet u de randen van het veld niet helemaal afmaaien en wat op de grond is gevallen, moet u naderhand niet bijeenrapen.

10. Hetzelfde geldt voor de wijnoogst, haal niet alle druiven van de planten en laat wat op de grond is gevallen, gewoon liggen. Laat het liggen voor de armen en voor hongerige reizigers, want Ik ben de Here, uw God.

11. U mag niet stelen, liegen of elkaar bedriegen.

12. Zweer geen valse eed, want daarmee ontheiligt u de naam van uw God, want Ik ben de Here.

13. U mag niet roven of iemand iets afpersen en u moet de arbeiders die u hebt gehuurd, op tijd betalen. Als u een van hen nog loon schuldig bent, laat er dan niet nog een nacht overheen gaan voordat u hem uitbetaalt.

14. U mag niet vloeken tegen een dove. U mag een blinde niets in de weg leggen. Heb ontzag voor uw God, Ik ben de Here!

15. Rechters moeten bij hun uitspraken altijd rechtvaardig blijven en zich niet laten leiden door het feit of iemand rijk of arm is, zij moeten altijd strikt rechtvaardig zijn.

16. Roddel niet. Doe niets dat het leven van uw naaste in gevaar brengt, want Ik ben de Here.

17. U mag uw broeder niet haten. Vermaan ieder die zondigt, want als u er niets van zegt, bent u even schuldig als hij.

18. Wees niet haatdragend of wraakzuchtig, maar heb uw naaste net zo lief als uzelf, want Ik ben de Here.

19. Gehoorzaam mijn wetten: laat van uw vee niet verschillende soorten met elkaar paren, zaai uw land niet in met twee verschillende soorten zaad, draag geen kleren van twee soorten stof.

20. Als een man een slavin verleidt die aan een andere man als vrouw is gegeven, hoewel zij niet is vrijgekocht, moeten zij beiden door de rechter worden gestraft. Maar zij zullen niet worden gedood, want zij was nog niet vrij.

21. De betrokken man zal een ram als zijn schuldoffer voor de Here brengen bij de ingang van de tabernakel.

22. De priester zal met de ram verzoening doen voor de begane zonde en het zal de zondaar worden vergeven.

23. Wanneer u het land binnenkomt en allerlei vruchtbomen plant, zult u de eerste drie oogsten niet binnenhalen, want die zijn onrein.

24. In het vierde jaar zal de hele oogst tot lof van de Here zijn geheiligd.

25. In het vijfde jaar mag u de oogst eten en gebruiken, zo krijgt u een grotere opbrengst.

26. Ik ben de Here, uw God! U mag geen vlees eten waarin nog bloed zit, u mag zich niet bezighouden met waarzeggerij en toverij.

27. U mag, als teken van rouw om een dode, uw hoofdhaar niet rond laten afknippen, uw baardhaar niet aan de zijden afscheren,

28. niet in uw lichaam snijden en geen tatoeëringen op uw huid aanbrengen—Ik ben de Here.