Het Boek

Leviticus 16:18-29 Het Boek (HTB)

18. Dan zal hij naar het altaar voor de Here gaan en er verzoening over doen.

19. Hij moet het bloed van de jonge stier en de bok aan de horens van het altaar strijken en met zijn vinger zevenmaal het bloed over het altaar sprenkelen en het reinigen van de zonden van Israël en het op die manier heiligen.

20-21. Wanneer hij verzoening heeft gedaan voor het Heilige der Heiligen, de hele tabernakel en het altaar, zal hij de levende bok nemen en zijn beide handen op zijn kop leggen en alle zonden van het volk Israël over hem belijden. Hij zal al hun zonden op de kop van de bok laden en daarna moet een man die daarvoor is aangewezen, de bok de woestijn inbrengen.

22. Zo zal de bok alle zonden van het volk naar een onbewoond land meenemen en de man zal hem in de wildernis loslaten.

23. Daarna zal Aäron de tabernakel weer binnengaan en de linnen kleding die hij droeg toen hij zich achter het gordijn van het Heilige der Heiligen begaf, uittrekken en daar in de tabernakel achterlaten.

24. Dan zal hij zich op een heilige plaats baden, zijn kleren weer aantrekken en naar buiten komen om zijn eigen brandoffer en dat van het volk te offeren, zo zal hij verzoening doen voor zichzelf en voor het gehele volk.

25. Ook het vet van het zondoffer moet hij op het altaar verbranden.

26. De man die de bok heeft meegenomen naar de wildernis, moet daarna zijn kleren wassen en zich baden en dan weer in het kamp terugkomen.

27. De jonge stier en de bok van het zondoffer (Aäron bracht hun bloed in het Heilige der Heiligen om verzoening te doen) zullen buiten het kamp worden gebracht en daar worden verbrand met hun huid en ingewanden.

28. Daarna zal de man die ze heeft verbrand zijn kleren wassen, zich baden en teruggaan naar het kamp.

29. Dit is een wet die altijd van kracht blijft: op de tiende dag van de zevende maand mag u niet werken. Het moet een dag zijn van zelfonderzoek en vasten voor de Here. Dit geldt zowel voor de geboren Israëliet als voor de buitenlander die bij u woont.