Het Boek

Leviticus 14:20-41 Het Boek (HTB)

20. Vervolgens zal de priester het brandoffer slachten en het tegelijk met het spijsoffer op het altaar offeren en zo verzoening doen over de man, die daarna volkomen rein zal worden verklaard.

21. Als hij zo arm is dat hij geen twee lammeren kan offeren, moet hij er één brengen voor het schuldoffer om aan de Here te worden aangeboden als een offer door het omhoog te heffen, staande voor het altaar en slechts 2,2 liter fijn meel, aangemaakt met olijfolie, als spijsoffer en eenderde liter olijfolie.

22. Hij zal tevens twee tortelduiven of jonge duiven brengen, afhankelijk van wat hij zich kan veroorloven. De ene duif zal worden gebruikt voor het zondoffer, de andere voor het brandoffer.

23. Hij zal deze op de achtste dag bij de priester aan de ingang van de tabernakel brengen om ze te gebruiken bij zijn reinigingsceremonie voor de Here.

24. De priester zal het lam van het schuldoffer en de olie aan de Here offeren door het omhoog te heffen.

25. Dan zal hij het lam voor het schuldoffer slachten en iets van het bloed strijken aan de rechter oorlel, de rechter duim en de rechter grote teen van de man die moet worden gereinigd.

26. De priester zal daarna de olijfolie in de palm van zijn linkerhand gieten.

27. Met zijn rechter vinger moet hij de olie zevenmaal voor de Here uitsprenkelen.

28. Dan moet hij iets van de olie strijken aan de rechter oorlel, de rechter duim en de rechter grote teen van de man op het bloed van het schuldoffer.

29. De rest van de olie moet op het hoofd van de man worden gedaan om verzoening voor hem te doen voor de Here.

30. Dan moet hij de twee tortelduiven of jonge duiven (afhankelijk van wat de man zich kan veroorloven) offeren.

31. Een van de twee is voor het zondoffer, de andere is voor het brandoffer en wordt samen met het spijsoffer geofferd. Zo zal de priester tegenover de Here verzoening doen voor de man.’

32. Dit zijn de voorschriften betreffende hen die van melaatsheid worden gereinigd, maar niet in staat zijn de offers te brengen, die gewoonlijk worden verlangd voor een reinigingsceremonie.

33-35. Toen zei de Here tegen Mozes en Aäron: ‘Wanneer u aankomt in het land Kanaän dat Ik u zal geven en Ik laat in een huis melaatsheid ontstaan, dan moet de eigenaar van het huis naar de priester gaan en zeggen: “Ik geloof dat er melaatsheid in mijn huis heerst!”

36. De priester zal eerst het huis laten ontruimen voordat hij een onderzoek komt instellen, om te voorkomen dat alles onrein wordt verklaard als hij inderdaad melaatsheid constateert.

37-38. Als hij in de wanden van het huis groenachtige of roodachtige kuiltjes vindt die dieper schijnen te zitten dan de buitenkant van de muur, zal hij het huis zeven dagen sluiten.

39. Op de zevende dag zal hij terugkomen voor een tweede onderzoek.

40. Als de plekken zich over de muur hebben verspreid, zal hij opdracht geven de aangetaste delen uit de muur te halen. Het materiaal moet op een onreine plaats buiten de stad worden gestort.

41. Daarna zal hij opdracht geven de muren van het huis helemaal af te schrapen. Ook dat materiaal moet op een onreine plaats buiten de stad worden gestort.