Het Boek

Klaagliederen 3:37-56 Het Boek (HTB)

37. Als iemand ergens over spreekt en het gebeurt dan ook, heeft de Here dat dan niet bevolen?

38. Van de Allerhoogste komt immers zowel het kwade als het goede?

39. Waarom zouden wij dan mopperen en klagen als wij worden gestraft voor onze zonden?

40. Laten wij in plaats daarvan onszelf maar eens goed onderzoeken, onze schuld bekennen en terugkeren naar de Here.

41. Laten we onze harten en handen opheffen naar God in de hemel.

42. En laten wij toegeven dat we hebben gezondigd. Wij zijn in opstand gekomen tegen de Here en dat heeft Hij ons niet vergeven.

43. U bent vervuld van toorn, Here, en U hebt ons meedogenloos geslagen.

44. U hebt Uzelf met een wolk afgesloten, zodat onze gebeden U niet kunnen bereiken.

45. U hebt ons gemaakt als paria's en uitschot onder de volken.

46. Onze vijanden hebben dreigende taal tegen ons gesproken.

47. Wij zijn bang, want wij zitten in de val, verlaten en vernietigd zijn wij.

48. Dag en nacht moet ik huilen, omdat de meisjes van mijn volk vernederd zijn.

49. Ik huil onophoudelijk,

50. wanneer zal de Here vanuit de hemel weer naar ons omzien?

51. Mijn hart breekt als ik zie wat er met de vrouwen uit Jeruzalem gebeurt.

52. Mijn vijanden heb ik nooit kwaad gedaan, toch joegen ze achter mij aan alsof ik een vogel was.

53. Zij gooiden mij in een waterput en bekogelden mij daarna met stenen.

54. Het water reikte tot boven mijn hoofd en ik dacht dat mijn laatste uur had geslagen.

55. Maar vanuit die diepe waterput riep ik uw naam aan, Here,

56. en U luisterde naar mij! U hoorde mijn smeekbeden en zag mijn tranen!