Het Boek

Jozua 24:18-33 Het Boek (HTB)

18. De Here verdreef de Amorieten en de andere volken uit dit land. Ja, wij kiezen voor de Here, want alleen Hij is onze God.’

19. Maar Jozua antwoordde daarop: ‘U kunt de Here niet dienen, want Hij is heilig en wil u geheel en al, Hij zal uw opstandigheid en zonden niet vergeven.

20. Als u Hem de rug toekeert en andere goden gaat vereren, zal Hij Zich tegen u keren en u vernietigen, ook al heeft Hij al die tijd nog zo goed voor u gezorgd.’

21. Maar het volk verklaarde opnieuw: ‘Wij kiezen voor de Here!’

22. ‘U hebt het uzelf horen zeggen,’ zei Jozua, ‘u hebt ervoor gekozen de Here te dienen.’ ‘Ja,’ antwoordden zij, ‘wij zijn er getuigen van.’

23. ‘Goed,’ zei hij, ‘dan moet u alle afgodsbeelden die u bezit, vernietigen en voortaan de Here, de God van Israël, gehoorzamen.’

24. Het volk herhaalde opnieuw: ‘Ja, wij zullen alleen de Here dienen en gehoorzamen.’

25. Daarom sloot Jozua die dag bij Sichem een overeenkomst met hen, waarbij zij zich verbonden tot het houden van de wetten en rechten die Jozua vaststelde.

26. Jozua schreef het antwoord van het volk in het wetboek van God, nam een grote steen als gedenkteken en plaatste die onder de eik die naast de tabernakel stond. Dit was een heilige plaats voor de Here.

27. Toen zei Jozua tegen het hele volk: ‘Deze steen heeft alles gehoord wat de Here zei, daarom zal hij tegen u getuigen als u uw woord niet houdt.’

28. Daarna stuurde Jozua de mensen terug naar hun eigen woonplaats.

29. Korte tijd later overleed Jozua op de leeftijd van honderdtien jaar.

30. Hij werd begraven in zijn eigen gebied bij Timnath-Serach, in het bergland van Efraïm, aan de noordkant van de berg Gaäs.

31. Israël gehoorzaamde de Here gedurende het hele leven van Jozua en van de leiders die hem overleefden, die persoonlijk getuige waren geweest van de machtige dingen die de Here voor Israël had gedaan.

32. De beenderen van Jozef, die het volk Israël uit Egypte had meegenomen, werden begraven in Sichem, in het stuk grond dat Jakob voor honderd zilverstukken had gekocht van de zonen van Chamor. Dat stuk grond lag in het gebied dat was toegewezen aan de stam van Jozef.

33. Ook Aärons zoon Eleazar stierf, hij werd begraven in het bergland van Efraïm op de berg die aan zijn zoon Pinechas was gegeven.