Het Boek

Jozua 24:1-14 Het Boek (HTB)

1. Jozua liet alle Israëlieten in Sichem bij zich komen met hun leiders, legeraanvoerders en rechters. Zij gaven gehoor aan zijn oproep en kwamen bijeen voor God.

2. Jozua sprak hen toe: ‘De Here, de God van Israël, zegt: “Uw voorouders hebben lang geleden ten oosten van de Eufraat gewoond. Zij vereerden andere goden, ook Terach, de vader van Abraham en Nachor.

3. Ik haalde uw voorvader Abraham weg uit dat land aan de overkant van de rivier, leidde hem naar het land Kanaän en gaf hem door zijn zoon Isaak vele nakomelingen.

4. De kinderen die Ik Isaak gaf, waren Jakob en Esau. Esau kreeg van Mij het gebied rond de berg Seïr en Jakob en zijn kinderen gingen naar Egypte.

5. Toen stuurde Ik Mozes en Aäron om vreselijke plagen over Egypte te brengen en bevrijdde Ik mijn volk uit dat land.

6. Maar toen u bij de Rietzee kwam, achtervolgd door de Egyptenaren met hun strijdwagens en ruiters, riep u Mij te hulp.

7. Ik legde duisternis tussen u en de Egyptenaren. De zee liet Ik op die Egyptenaren los, zodat zij verdronken. U zag wat Ik deed. De Israëlieten brachten daarna vele jaren door in de woestijn.

8. Ten slotte bracht Ik u naar het land van de Amorieten aan de overzijde van de Jordaan. Zij vielen u aan, maar Ik vernietigde hen en gaf hun land aan u.

9. Toen verklaarde koning Balak van Moab u de oorlog en hij vroeg Bileam, de zoon van Beor, of hij u wilde vervloeken.

10. Maar Ik weigerde naar hem te luisteren. In plaats daarvan zorgde Ik ervoor dat hij u zegende, zo redde Ik Israël uit zijn macht.

11. Daarna stak u de Jordaan over en bereikte Jericho. De mannen van Jericho streden tegen u, evenals vele anderen, de Perizzieten, de Kanaänieten, de Hethieten, de Girgasieten, de Chiwwieten en de Jebusieten. Eén voor één bonden zij de strijd met u aan, maar Ik vernietigde hen allemaal.

12. Ik stuurde horzels voor u uit die de twee Amoritische koningen en hun onderdanen verdreven. Het waren niet uw eigen wapens die u de overwinning bezorgden!

13. Ik gaf u land, waarvoor u niet had gewerkt en steden die u niet zelf had gebouwd, dezelfde steden waarin u nu woont. Ik gaf u wijngaarden en tuinen met olijfbomen om u van voedsel te voorzien, ook al plantte u ze niet.”

14. Heb daarom diep ontzag voor de Here en dien Hem oprecht en trouw. Doe de afgodsbeelden die uw voorouders aan de Eufraat en in Egypte vereerden, voor altijd weg. Aanbid alleen de Here.