Het Boek

Jozua 22:28-34 Het Boek (HTB)

28. Als zij dat dan toch zouden zeggen, kunnen onze kinderen antwoorden: “Kijk dan eens naar het altaar dat onze vaders hebben gemaakt naar het voorbeeld van het altaar van de Here. Het is niet bedoeld voor brandoffers of geschenken, maar als teken van de relatie, die wij beiden met dezelfde God hebben.”

29. Het komt niet bij ons op de Here de rug toe te keren of tegen Hem in opstand te komen door een eigen altaar te bouwen voor brandoffers, spijsoffers en vredeoffers. Daarvoor mag alleen het altaar dat vóór de tabernakel staat, worden gebruikt.’

30. Toen de priester Pinechas en de andere afgevaardigden dit van de mannen van Ruben, Gad en Manasse hoorden, waren zij gerustgesteld.

31. Pinechas zei: ‘Vandaag hebben wij gemerkt dat de Here onder ons is, omdat u niet tegen de Here hebt gezondigd zoals wij dachten. Integendeel, u hebt ons gered van de vernietiging!’

32. Daarop gingen Pinechas en de tien afgevaardigden terug naar het volk van Israël en vertelden wat er was gebeurd.

33. Heel Israël was blij en prees God. Van oorlog tegen Ruben en Gad was geen sprake meer.

34. De mannen van Ruben en Gad noemden het altaar ‘het getuigenisaltaar.’ Zij zeiden: ‘Het is een getuige tussen ons en hen dat de Here ook onze God is.’