Het Boek

Jozua 17:10-16-18 Het Boek (HTB)

10. Het land ten zuiden van de Kana, dat zich naar het westen uitstrekte tot aan de Middellandse Zeekust, was aan Efraïm toegewezen en het land ten noorden van de rivier en ten oosten van de kust ging naar Manasse. Manasses noordgrens was het gebied van Aser en de oostgrens was het gebied van Issachar.

11. De halve stam van Manasse kreeg ook nog enkele steden in de gebieden die aan Issachar en Aser waren toegewezen. Dat waren: Bet-Sean, Jibleam, Dor, Endor, Taänach, Megiddo met zijn drie heuvels en de dorpen die bij deze steden behoorden.

12. Maar omdat de nakomelingen van Manasse er niet in slaagden de inwoners van deze steden te verdrijven, bleven de Kanaänieten er wonen.

13. Toen de Israëlieten later echter sterk genoeg waren geworden, dwongen zij de Kanaänieten tot slavenarbeid.

14. De twee stammen van Jozef gingen naar Jozua en vroegen: ‘Waarom hebt u ons slechts één stuk land toegewezen, terwijl de Here ons zo'n grote bevolking heeft gegeven?’

15. ‘Als het heuvelgebied van Efraïm niet groot genoeg voor u is,’ antwoordde Jozua, ‘kap dan open plekken in het bos waar de Perizzieten en Refaïeten wonen.’

16-18. ‘Dat is goed,’ vonden de stammen van Jozef, ‘want de Kanaänieten in de laagvlakten rond Bet-Sean en de vallei van Jizreël hebben ijzeren strijdwagens en zijn te sterk voor ons.’ ‘Dan krijgen jullie de bossen in het gebergte,’ besloot Jozua, ‘en omdat jullie zo'n grote en sterke stam vormen, zullen jullie er zeker in slagen daar ruimte te maken om te kunnen leven. Jullie krijgen dan een dubbel deel, want de Kanaänieten zullen zeker uit de dalen worden verdreven, ook al zijn zij sterk en hebben zij ijzeren strijdwagens.’