Het Boek

Jozua 10:15-26 Het Boek (HTB)

15. Daarna gingen Jozua en het Israëlitische leger terug naar Gilgal.

16. De vijf koningen waren gevlucht en hielden zich schuil in een grot bij Makkeda.

17. Toen aan Jozua werd gemeld dat zij waren gevonden,

18. beval hij die grot met grote stenen af te sluiten en er een gewapende wacht bij te zetten.

19. De rest van het leger kreeg van Jozua het bevel de vijand te achtervolgen en hen van achteren aan te vallen en neer te slaan. ‘Zorg ervoor dat zij niet naar hun steden kunnen terugkeren, want de Here zal u helpen hen volledig te vernietigen,’ zei hij.

20. Jozua en het Israëlitische leger hervatten de veldslag en vernietigden de vijf legers. Slechts een klein aantal vijanden wist zich in veiligheid te brengen binnen de versterkte steden.

21. Zonder ook maar één man te hebben verloren, keerden de Israëlieten daarna terug naar hun kamp bij Makkeda. Vanaf dat moment dacht niemand er meer over het volk Israël te bedreigen.

22-23. Jozua gaf zijn mannen hierna opdracht de steen voor de ingang van de grot weg te halen en de vijf koningen van Jeruzalem, Hebron, Jarmuth, Lachis en Eglon eruit te laten.

24. Hij zei tegen zijn legeraanvoerders dat zij hun voet op de nek van de koningen moesten zetten.

25. ‘Wees nooit bang en laat de moed nooit varen,’ zei Jozua tegen zijn mannen. ‘Wees sterk en moedig, want de Here gaat ditzelfde met al uw vijanden doen.’

26. Daarna doodde Jozua de vijf koningen en liet hen aan vijf bomen ophangen, waar ze tot het vallen van de avond bleven hangen.