Het Boek

Jozua 10:1-16 Het Boek (HTB)

1. Koning Adoni-Zedek van Jeruzalem hoorde hoe Jozua de stad Ai had ingenomen en verwoest. De koning van Ai was, net als die van Jericho, omgebracht. Ook vernam hij dat de inwoners van Gibeon vrede hadden gesloten met Israël en nu hun bondgenoten waren.

2. De angst sloeg hem om het hart, want Gibeon was een belangrijke stad, net zo groot als de koninklijke steden en veel groter dan Ai. En haar mannen stonden bekend als dappere soldaten.

3. Daarom stuurde koning Adoni-Zedek boodschappers naar enkele andere koningen: Hoham van de stad Hebron, Piream van Jarmuth, Jafia van Lachis en Debir van Eglon.

4. ‘Kom mij helpen om Gibeon te vernietigen,’ vroeg hij hun dringend, ‘want zij hebben vrede gesloten met Jozua en het volk van Israël.’

5. Zo brachten deze vijf koningen hun legers samen. Ze namen met al hun troepen stellingen in tegen Gibeon en openden de aanval.

6. Snel zonden de Gibeonieten toen boodschappers naar Jozua bij Gilgal. ‘Laat uw dienaars niet in de steek,’ smeekten zij. ‘Kom snel en red ons! Alle koningen van de Amorieten die in de heuvels wonen, hebben hun legers tegen ons samengevoegd.’

7. Jozua aarzelde niet. Korte tijd later verliet hij met het Israëlitische leger Gilgal om Gibeon te hulp te komen.

8. ‘Wees niet bang voor hen,’ zei de Here tegen Jozua, ‘want Ik heb hen al aan u overgegeven om hen te vernietigen. Niet één van hen zal het tegen u kunnen opnemen.’

9. Jozua trok gedurende de nacht verder en verraste de vijandelijke legers volkomen.

10. De Here zaaide paniek onder hen, waardoor het Israëlitische leger hun een enorme nederlaag kon toebrengen. De overigen werden achtervolgd in de richting van Bet-Horon en werden verslagen tot helemaal bij Azeka en Makkeda.

11. Toen de vijandelijke troepen vluchtend voor Israël de heuvel van Bet-Horon afdaalden naar Azeka, liet de Here zware hagelstenen vanuit de hemel op hen neerregenen en er stierven er meer door de hagelstenen dan door het zwaard van de Israëlieten.

12. Terwijl de mannen van Israël de vijand achtervolgden en doodden, bad Jozua hardop: ‘Laat de zon boven Gibeon stilstaan en laat de maan blijven staan boven het dal van Ajalon!’

13. En de zon stond stil en de maan bleef staan, totdat het Israëlitische leger de vijand had vernietigd! Deze gebeurtenis staat uitgebreider beschreven in het Boek van de Oprechten. Zo bleef de zon een hele dag stilstaan aan de hemel!

14. Zo'n dag was er nog nooit geweest en is sindsdien ook nooit meer voorgekomen, de Here liet zon en maan stilstaan door het gebed van slechts één man. Hij streed immers aan de kant van de Israëlieten.

15. Daarna gingen Jozua en het Israëlitische leger terug naar Gilgal.

16. De vijf koningen waren gevlucht en hielden zich schuil in een grot bij Makkeda.