Het Boek

Jona 1:11-17 Het Boek (HTB)

11. ‘Wat moeten wij met u doen om een eind te maken aan deze storm?’ Want de zee werd steeds dreigender.

12. ‘Gooi mij maar overboord,’ zei hij, ‘dan zal de zee weer tot rust komen. Want ik weet dat deze storm míjn schuld is.’

13. Zij spanden zich nog meer in om het schip naar de wal te roeien, maar het lukte niet. Zij konden niet tegen de storm op.

14. Toen schreeuwden zij in gebed tot de Here: ‘Here,’ smeekten zij, ‘laat ons toch niet sterven om de zonde van deze man en stel ons niet verantwoordelijk voor zijn dood, want het is niet onze schuld, U hebt naar uw eigen inzicht gehandeld.’

15. Toen pakten zij Jona en gooiden hem overboord in het woest kolkende water, en de storm ging liggen!

16. De mannen werden vervuld met een diep ontzag voor de Here, zij brachten Hem offers en zwoeren Hem te zullen dienen.

17. De Here had echter gezorgd voor een grote vis, die Jona inslikte. Jona bleef drie dagen en drie nachten in die vis.