11. ‘Nee, Here,’ antwoordde zij. ‘Wel,’ zei Jezus, ‘Ik veroordeel u ook niet. Ga maar en zondig voortaan niet meer.’
12. Jezus richtte Zich weer tot de mensen en zei: ‘Ik ben het licht van de wereld. Wie Mij volgt, zal nooit in de duisternis leven, maar hij zal het licht hebben dat Leven geeft.’
13. ‘Daar zegt U nogal wat,’ merkten de Farizeeën op. ‘Er is geen enkel bewijs dat U de waarheid spreekt.’
14. Jezus antwoordde: ‘Toch is het waar, ook al ben Ik het Zelf die het zegt. Want Ik weet waar Ik vandaan kom en waar Ik heenga. Maar u weet daar niets van.
15. U oordeelt met menselijke maatstaven, Ik oordeel niemand.