Het Boek

Johannes 6:21-36 Het Boek (HTB)

21. ‘Kom aan boord,’ zeiden ze. Even later legden zij in Kafarnaüm aan.

22. De volgende morgen kwamen er weer veel mensen naar de plaats waar Jezus het brood had uitgedeeld. Zij dachten dat Hij daar nog zou zijn, omdat zijn leerlingen de vorige dag alleen waren weggevaren.

23. Maar toen zij zagen dat Jezus er niet was, stapten zij in een paar boten die uit Tiberias waren gekomen

24. en staken over naar Kafarnaüm om Jezus te zoeken.

25. Toen zij Hem daar vonden, vroegen zij: ‘Meester, wanneer bent U hier aangekomen?’

26. ‘Ik weet wel waarom u Mij zoekt,’ antwoordde Hij. ‘U komt niet om de wonderen die u hebt gezien, maar omdat Ik u volop te eten heb gegeven.

27. Werk niet voor gewoon voedsel, dat vergaat, maar werk voor het voedsel dat blijft en waardoor u eeuwig leven krijgt. Ik, de Mensenzoon, zal u dat geven. Dat heeft God Mij opgedragen.’

28. Zij vroegen: ‘Hoe kunnen wij doen wat God wil?’

29. Jezus antwoordde: ‘U moet in Mij geloven. Dat is de wil van God, want Ik ben door Hem gestuurd.’

30. ‘Bewijs dat dan eens,’ zeiden zij. ‘Geef ons een teken van uw macht. Wat kunt U doen?

31. Onze voorouders hadden in de woestijn steeds te eten. Er staat in de Boeken dat zij van Mozes brood uit de hemel kregen.’

32. Jezus zei: ‘Dat brood uit de hemel hebben zij niet van Mozes gekregen, maar van mijn Vader.

33. Want het brood van God is Hij die uit de hemel is gekomen. Hij geeft het leven aan deze wereld.’

34. ‘Here,’ zeiden zij. ‘Dat brood willen wij altijd wel hebben.’

35. Jezus antwoordde: ‘Ik ben het brood dat leven geeft. Wie bij Mij komt, zal nooit meer honger krijgen. Wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst krijgen.

36. U hebt Mij gezien en toch gelooft u Mij niet. Dat heb Ik u trouwens al eens eerder gezegd.