Het Boek

Joël 1:5-18 Het Boek (HTB)

5. Word wakker, dronkaards, want alle druiven zijn opgevreten en uw wijn is van u weggenomen.

6. Een reusachtige zwerm sprinkhanen is neergestreken op het land. Het is een machtig, ontelbaar leger, met tanden zo scherp als die van een leeuw.

7. Het heeft mijn wijnstok vernield en de schors van mijn vijgenboom afgestroopt. Alleen de stam en zijn naakte, witte ranken zijn nog over.

8. Huil bittere tranen en trek rouwkleren aan als een bruid bij de dood van haar bruidegom.

9. Wég zijn alle graanoffers en sprenkeloffers die voor de tempel van de Here waren bestemd. De priesters komen om van de honger. Luister maar naar het hulpgeroep van deze dienaren van de Here.

10. De velden zijn verwoest. De aarde treurt, want al het koren is verdwenen, de jonge wijn opgedroogd en de voorraad olijfolie sterk geslonken.

11. Die het land bewerken, mogen zich inderdaad verslagen voelen. Want de tarwe en de gerst, ja, de hele oogst is verloren gegaan. De wijnbouwers mogen gerust hun tranen laten vloeien.

12. De wijnstokken zijn verdord, de vijgebomen stervend. De granaatappelbomen en palmen verdrogen en de appels verschrompelen aan de boom. Alle vreugde is met hen verdord.

13. Priesters, trek uw rouwkleding aan. Dienaren van mijn God, ga de hele nacht huilend voor het altaar op de grond liggen. Want er zijn geen graanoffers en geen sprenkeloffers meer voor u overgebleven.

14. Roep een heilige vastentijd uit. Houd een plechtige bijeenkomst. Verzamel de leiders en de hele bevolking in de tempel van de Here, uw God, en roep Hem aan.

15. Pas op, die vreselijke dag van de Here komt dichterbij. De Almachtige stuurt bijna zijn verwoesting.

16. Ons voedsel zal voor onze ogen verdwijnen. Alle vertoon van blijdschap en vreugde in de tempel van God zal tot het verleden behoren.

17. Het zaad ligt in de grond te verschrompelen, de voorraadschuren en graanopslagplaatsen zijn leeg en het koren op het veld is verdroogd.

18. Hoor het vee eens jammeren van de honger! Kudden runderen dwalen rond, maar vinden nergens een weide. Zelfs de schapen hebben zwaar te lijden.