Het Boek

Job 6:12-30 Het Boek (HTB)

12. Ben ik soms zo sterk als een steen? Is mijn lichaam soms van koper?

13. Ik ben echt volkomen hulpeloos en heb geen enkele hoop meer!

14. Wie geen medelijden heeft met een vriend die lijdt, toont geen ontzag voor de Almachtige.

15-17. Mijn broeders zijn net zo onbetrouwbaar als een beek die stijgt als er ijs en sneeuw liggen, maar verdroogt wanneer het heet wordt.

18-21. Karavanen wijken van hun route af, dringen steeds verder de woestijn in, waar zij uiteindelijk omkomen. Zo hebben de karavanen uit Tema en Seba hoopvol naar water gezocht, maar hun hoop werd beschaamd. En zo is ook mijn vertrouwen in u verdwenen, geschrokken keert u mij de rug toe en weigert mij te helpen.

22. Maar waarom dan? Heb ik u ooit gevraagd mij een geschenk uit uw rijkdom te geven?

23. Heb ik ooit uw hulp ingeroepen tegen vijanden en ruziemakers?

24. Alles wat ik verlang, is een redelijk antwoord, dan zal ik zwijgen. Vertel mij maar wat ik verkeerd heb gedaan!

25-26. Het is pijnlijk de waarheid te spreken, maar uw kritiek berust niet op feiten. Gaat u mij alleen veroordelen, omdat ik in een opwelling mijn wanhoop uitschreeuwde?

27. Dat zou lijken op dobbelen om een hulpeloze wees of het verkopen van een vriend.

28. Kijk naar mij! Zie ik eruit alsof ik u iets voorlieg?

29. Heb medelijden, wees niet onrechtvaardig. Denk er nog eens goed over na, want u mag mij geen onrecht aandoen.

30. Spreek ik soms kwaad? Denkt u soms dat ik met mijn mond niet kan onderscheiden wat verkeerd is?’