Het Boek

Job 39:16-29 Het Boek (HTB)

16. De struisvogel klapt vrolijk met haar vleugels, maar met haar slagpennen en veren is zij nog geen ooievaar.

17. Zij legt haar eieren op de grond en laat ze warm worden in het zand.

18. Ze vergeet daarbij dat iemand ze kan kapottrappen of dat de wilde dieren ze kunnen vernielen.

19. Zij behandelt haar jongen hard alsof ze helemaal niet van haar zijn, zij vindt het niet erg ze te dragen en de eieren te leggen,

20. want God heeft haar geen wijsheid of gezond verstand gegeven!

21. Maar als zij opspringt om weg te rennen, verslaat zij het snelste paard met zijn berijder!

22. Hebt u het paard zijn kracht en die prachtige manen gegeven?

23. Hebt u hem het vermogen gegeven te springen als een sprinkhaan? Zijn gebries is angstaanjagend.

24-26. Hij woelt vrolijk met zijn hoeven de grond om en is trots op zijn kracht. En wanneer hij ten strijde trekt, toont hij geen angst voor het zwaard en gaat hij er niet vandoor als de pijlkoker klettert en speren en lansen blinken.

27. Opgewonden stormt hij over het veld en is niet meer te houden wanneer het trompetgeschal klinkt.

28. Bij het geluid van de hoorn begint hij te snuiven. Van ver ruikt hij de strijd. De strijdkreten en het geluid van de bevelen klinken hem vertrouwd in de oren.

29. Weet u hoe een havik zijn vleugels naar het zuiden uitslaat?