Het Boek

Job 38:25-27-37-38 Het Boek (HTB)

25-27. Wie groef het kanaal voor de stortregens? Wie baande een weg voor het onweer en zorgde ervoor dat de regen in barre woestijnen neervalt, zodat de gescheurde en troosteloze bodem wordt doordrenkt met water en het jonge gras weer kan opschieten?

28. Heeft de regen een vader? Waar komen de dauwdruppels vandaan?

29. Wie is de moeder van het ijs en van de rijp die neerdaalt uit de hemel?

30. Hoe komt het dat water verandert in ijs, dat zo hard is als steen?

31. Kunt u de Pleiaden aan elkaar vastbinden of de ketens van Orion losmaken?

32. Kunt u de dierenriem op tijd laten schijnen en de Grote en Kleine Beer de weg wijzen?

33. Kent u de wetten van het heelal en kunt u bepalen welke invloed zij op de aarde uitoefenen?

34. Kunt u tot de wolken roepen en ervoor zorgen dat u doordrenkt wordt met regen?

35. Kunt u de bliksem tevoorschijn roepen, die u dan vraagt: “Waar moet ik inslaan”?

36. Wie heeft wijsheid gelegd in de wolken en aan de regen inzicht gegeven?

37-38. Wie is wijs genoeg om de wolken te tellen en ze als waterkruiken uit te gieten, zodat het stof op de aarde tot harde klei wordt?’