Het Boek

Job 30:27-31 Het Boek (HTB)

27. Mijn hart is bedroefd en rusteloos en ik zie op tegen de komende dagen vol ellende.

28-29. Ik loop treurend rond, zonder hoop op licht. Ik sta in het midden van de gemeente en roep om hulp. Maar ik kan net zo goed niet roepen, want in hun ogen ben ik een broer van de jakhalzen en een metgezel van de struisvogels.

30. Mijn huid is zwart en schilfert af. Mijn botten branden van de koorts.

31. Mijn blijde en opgewekte stem klinkt nu als de stem van een rouwende.’