Het Boek

Job 30:13-26 Het Boek (HTB)

13. Zij versperren mij de weg en doen al het mogelijke om mijn ondergang te bewerken, wetend dat ik niemand heb die mij kan helpen.

14. Zij komen als één grote horde dreigend op mij af. Als golven stromen ze over mij heen, te midden van alle ellende.

15. Ik word ontzettend bang. Zij houden mij in hun greep. Mijn waardigheid is verdwenen als een wolk die door een storm wordt meegevoerd.

16. Het leven stroomt weg uit mijn ziel. Dagen vol ellende moet ik doormaken.

17. Mijn trieste nachten zijn gevuld met pijn die voortdurend aan mijn botten knaagt.

18. Ik lig de hele nacht te woelen en mijn hemd draait zich knellend om mijn lichaam.

19. God heeft mij in de modder gegooid. Ik voel me alsof ik stof en as ben.

20. Ik roep naar U, o God, maar U geeft geen antwoord. Ik sta voor U, maar U keurt mij geen blik waardig.

21. U bent wreed geworden tegen mij en uw hand slaat mij met grote kracht.

22. U geeft mij over aan een zware storm en slingert mij heen en weer in een vreselijk noodweer.

23. Ik weet dat het uw bedoeling is mij te doden en me daar te brengen waar alle levenden uiteindelijk samenkomen.

24. Heb ik soms de noodlijdenden niet geholpen, wanneer zij om hulp schreeuwden?

25. Huilde ik niet mee met hen die het moeilijk hadden? Was ik niet diepbedroefd over het lot van de armen?

26. Maar toen ik verwachtte dat het goede zou komen, kwam in plaats daarvan het kwade. Er kwam duisternis in plaats van licht.