Het Boek

Job 21:2-3-22 Het Boek (HTB)

2-3. ‘Luister nu toch naar mij, dat zou al een hele troost zijn. Je kunt doorgaan met spotten wanneer ik ben uitgesproken.

4. Mijn klacht richt zich toch niet tot mensen, maar tot God. Daarom ben ik ook zo ongeduldig.

5. Bekijk mij met afschuw en sla je hand verschrikt voor de mond.

6. Als ik hier diep over nadenk, word ik er zelf bang van en begin ik te beven.

7. Waarom bereiken de goddelozen een hoge leeftijd en wordt hun macht steeds groter?

8. Tijdens hun leven zien zij hun kinderen en kleinkinderen opgroeien en volwassen worden.

9. In hun huizen is vrede, angst is voor hen een onbekend gevoel en God straft hen niet.

10-13. Hun vee is gezond en vruchtbaar, zij hebben veel kinderen die een gelukkig leven leiden en hun kleinkinderen vullen hun tijd met zingen en dansen en musiceren op trommel, citer en fluit. Zij zijn welgesteld en hoeven zichzelf niets te ontzeggen. Zelfs wanneer ze sterven, gebeurt dat in alle rust en vrede.

14. En dat alles ondanks het feit dat zij God afwezen en niets te maken wilden hebben met Hem en zijn leefregels.

15. “Wat moeten we met de Almachtige God?” zeggen zij. “Waarom zouden wij Hem moeten gehoorzamen? Bidden tot Hem levert ons immers niets op?”

16. Jullie zeggen dat zij hun welvaart niet in eigen hand hebben, daarom wil ik ook niets met hun raad en plannen te maken hebben.

17. Hoe vaak gaat het licht van de goddelozen niet plotseling uit en treft God hen met rampen en verdriet!

18. Zij worden als stro door de wind voortgejaagd, de storm rukt hen weg als kaf van het koren!

19. Maar God zal ook hun kinderen straffen! Maar volgens mij moet de man die zondigt, zelf door God worden gestraft en niet zijn kinderen! Laat hij zelf de straf maar voelen!

20. Ja, laat hem voor zijn eigen zonde boeten. Laat hem de toorn van de Almachtige maar aan den lijve voelen.

21. Want als hij dood is, zal hij nooit meer in staat zijn van zijn gezin te genieten.

22. Maar wie kan God, de opperste Rechter, terechtwijzen?