Het Boek

Job 20:1-15 Het Boek (HTB)

1. Zofar uit Naäma zei:

2. ‘Ik zal snel reageren, want ik ben geschokt.

3. Je beledigt mij met je verwijt en mijn verstand zegt me dat ik daarop moet antwoorden.

4-5. Je weet toch dat sinds de mens voor het eerst op aarde verscheen, de blijdschap en de vreugde van de goddelozen een kort leven zijn beschoren?

6. Ook al reikt de trots van de goddeloze zo hoog als de hemelen en loopt hij met zijn neus in de lucht,

7. toch zal hij voor eeuwig omkomen en worden weggeworpen zoals zijn uitwerpselen. Zij die hem kenden, zullen zich afvragen waar hij is gebleven.

8. Als een droom zal hij vervagen, als een visioen plotseling verdwijnen.

9. Niemand zal hem ooit terugzien. In zijn woonplaats zullen ze hem zelfs niet eens missen.

10. Zijn kinderen moeten bedelen bij de armen, omdat hij zijn rijkdom is kwijtgeraakt.

11. Al zit de jeugdige levenskracht nog in zijn botten, die verdwijnt samen met hem in het stof.

12. Hij geniet van zijn goddeloosheid, die hij langzaam in zijn mond laat smelten,

13. er zacht op zuigend, bang dat de smaak zal verdwijnen.

14. Maar het voedsel dat hij heeft gegeten, wordt als slangengif in zijn ingewanden.

15. Hij zal de rijkdom die hij opslokte, weer moeten uitbraken. God laat niet toe dat hij het binnenhoudt.