Het Boek

Job 2:1-8 Het Boek (HTB)

1. De engelen verschenen opnieuw voor de Here en Satan was er ook weer bij.

2. ‘Waar komt u nu vandaan?’ wilde de Here van Satan weten. ‘Ik heb een tocht over de aarde gemaakt,’ was Satans antwoord.

3. ‘En, hebt u nu op mijn dienaar Job gelet?’ vroeg de Here. ‘Hij is een voortreffelijk man, hij heeft ontzag voor God en gaat het verkeerde uit de weg. Hij heeft zijn geloof in Mij behouden, ondanks dat u Mij overhaalde u toe te staan hem zonder reden kwaad te doen.’

4-5. ‘Zijn eigen huid is hem het meeste waard,’ vond Satan. ‘Een mens zal alles doen om zijn leven te redden. Laat hem maar eens goed ziek worden, dan vervloekt hij U midden in uw gezicht!’

6. ‘Doe met hem wat u wilt,’ antwoordde de Here, ‘maar laat hem in leven.’

7. Satan verliet de Here en trof Job met vreselijke zweren. Van top tot teen zat hij onder.

8. Job pakte een potscherf om zich mee te krabben en ging buiten de poort midden in het stof en vuil zitten.