Het Boek

Jesaja 36:1-8-9 Het Boek (HTB)

1. In het veertiende regeringsjaar van koning Hizkia trok koning Sanherib van Assur ten strijde tegen de ommuurde steden van Juda en veroverde ze.

2. Toen zond hij zijn persoonlijke vertegenwoordiger met een groot leger vanuit Lachis naar Jeruzalem om daar met koning Hizkia te onderhandelen. Hij sloeg zijn kamp op bij de waterleiding van de hoogstgelegen bron, langs de kant van de weg naar het bleekveld.

3. De hofmaarschalk Eljakim, de zoon van Hilkia, Sebna, de secretaris van de koning en de kanselier Joah, de zoon van Asaf, verlieten de stad om met hem te onderhandelen over een wapenstilstand.

4. De Assyrische gezant droeg hun op terug te gaan en Hizkia de volgende boodschap over te brengen: ‘De machtige koning van Assur zegt dat het onverstandig van u is te denken dat de koning van Egypte u te hulp zal komen.

5. Wat zijn de beloften van de farao waard? Woorden zijn waardeloos als er kracht nodig is, maar toch vertrouwt u op hem voor hulp en bent u tegen mij in opstand gekomen!

6. Egypte is een onbetrouwbare bondgenoot. Het is een scherpe stok die uw hand zal doorboren als u erop leunt. Ieder die zich tot dit land wendde om hulp, heeft dat ondervonden.

7. Maar misschien zegt u: “Wij vertrouwen op de Here onze God!” Maar is Hij niet degene die door uw koning werd beledigd, toen die zijn tempels en altaren in de heuvels liet weghalen en iedereen in Juda alleen bij de altaren in Jeruzalem liet aanbidden?

8-9. Mijn meester, de koning van Assur, wil een weddenschap met u sluiten! Wedden dat uw hele leger nog geen tweeduizend man telt? Als dat wel zo is, dan zal hij het tweeduizend paarden geven om te berijden! Hoe denkt u met zo'n schamel legertje ook maar één aanval van het minst sterke onderdeel van het leger van mijn meester te kunnen afslaan? Want u zult geen hulp vanuit Egypte krijgen.