Het Boek

Jesaja 14:7-22 Het Boek (HTB)

7. Maar nu is er vrede en rust in de hele wereld! Overal heerst uitbundige vreugde!

8. Zelfs de bomen van het bos, de cipressen en ceders van de Libanon, zingen dit blijde lied: ‘Uw macht is gebroken. Niemand zal ons nu nog omhakken, eindelijk hebben wij rust.’

9. De bewoners van het dodenrijk lopen te hoop om u te ontmoeten als u hun domein betreedt. Wereldleiders en de machtigste koningen van de aarde die al lang geleden zijn gestorven, zijn daar om u te ontmoeten.

10. Eenstemmig roepen zij: ‘Nu bent u net zo zwak als wij, u bent nu een van ons!’

11. Uw macht en kracht zijn verdwenen, zij zijn met u begraven. De klanken van prachtige muziek in uw paleis zijn weggestorven, de wormen zijn voortaan uw matras, de maden uw deken!

12. U bent nu uit de hemel gevallen, morgenster, zoon van de dageraad! U bent op de aarde neergeveld, hoewel u vele volkeren op aarde overwon.

13. Want u zei bij uzelf: ‘Ik zal de hemel bestormen en hoger dan de sterren heersen. Ik zal de hoogste troon bestijgen. Ik zal zetelen op de berg van de samenkomst, ver weg in het noorden.

14. Ik zal opklimmen tot in de hoogste hemelen en gelijk zijn aan de Allerhoogste.’

15. Maar in plaats daarvan zult u in het diepst van het dodenrijk worden geworpen.

16. Allen die zich daar bevinden, zullen u aanstaren en vragen: ‘Kan dit degene zijn die de aarde en de koninkrijken van de wereld op hun fundamenten deed schudden?

17. Kan dit degene zijn die de wereld in een woestijn herschiep, die steden met de grond gelijk maakte en niet het minste medelijden had met zijn gevangenen?’

18. De koningen van de volken liggen eervol in hun graven,

19. maar uw lichaam is weggegooid als een afgekeurde tak, het ligt in een open graf, bedekt met de lichamen van hen die in de slag werden gedood. Het ligt als een kadaver op straat, vertrapt en verscheurd door paardenhoeven.

20. Voor u zal geen gedenkteken worden opgericht, want u vernietigde uw eigen land en moordde uw eigen volk uit. Uw zoon zal u niet opvolgen als koning.

21. Dood de kinderen van deze zondaar. Geef hun niet de kans weer op te staan en het land weer te veroveren of de steden van de wereld te herbouwen.

22. ‘Ikzelf heb Mij tegen hem gekeerd,’ zegt de Here van de hemelse legers, ‘en Ik zal voorkomen dat zijn kinderen of kleinkinderen ooit op zijn troon zullen zitten.