Het Boek

Jesaja 14:2-17 Het Boek (HTB)

2. De volken van de wereld zullen hen helpen bij hun terugkeer en zij die in hun land komen wonen, zullen hen dienen. Door hen tot slaven te maken, zal Israël niet langer in slavernij verkeren, Israël zal over zijn vijanden heersen!

3. Op die prachtige dag dat de Here zijn volk bevrijdt van zorgen en angst, van slavernij en ketens,

4. zult u spottend tegen de koning van Babel zeggen: ‘Tiran, eindelijk krijgt u uw verdiende loon!

5. Want de Here heeft uw verdorven macht vernietigd en uw slechte bewind te gronde gericht.

6. U vervolgde mijn volk met uw schrikbewind en hield de volken in de greep van de angst. U ontketende een meedogenloze vervolging.’

7. Maar nu is er vrede en rust in de hele wereld! Overal heerst uitbundige vreugde!

8. Zelfs de bomen van het bos, de cipressen en ceders van de Libanon, zingen dit blijde lied: ‘Uw macht is gebroken. Niemand zal ons nu nog omhakken, eindelijk hebben wij rust.’

9. De bewoners van het dodenrijk lopen te hoop om u te ontmoeten als u hun domein betreedt. Wereldleiders en de machtigste koningen van de aarde die al lang geleden zijn gestorven, zijn daar om u te ontmoeten.

10. Eenstemmig roepen zij: ‘Nu bent u net zo zwak als wij, u bent nu een van ons!’

11. Uw macht en kracht zijn verdwenen, zij zijn met u begraven. De klanken van prachtige muziek in uw paleis zijn weggestorven, de wormen zijn voortaan uw matras, de maden uw deken!

12. U bent nu uit de hemel gevallen, morgenster, zoon van de dageraad! U bent op de aarde neergeveld, hoewel u vele volkeren op aarde overwon.

13. Want u zei bij uzelf: ‘Ik zal de hemel bestormen en hoger dan de sterren heersen. Ik zal de hoogste troon bestijgen. Ik zal zetelen op de berg van de samenkomst, ver weg in het noorden.

14. Ik zal opklimmen tot in de hoogste hemelen en gelijk zijn aan de Allerhoogste.’

15. Maar in plaats daarvan zult u in het diepst van het dodenrijk worden geworpen.

16. Allen die zich daar bevinden, zullen u aanstaren en vragen: ‘Kan dit degene zijn die de aarde en de koninkrijken van de wereld op hun fundamenten deed schudden?

17. Kan dit degene zijn die de wereld in een woestijn herschiep, die steden met de grond gelijk maakte en niet het minste medelijden had met zijn gevangenen?’