Het Boek

Jeremia 39:1-11-12 Het Boek (HTB)

1. In de tiende maand van het negende regeringsjaar van koning Zedekia van Juda kwam koning Nebukadnezar met zijn hele leger terug naar Jeruzalem om de stad te belegeren.

2. Anderhalf jaar later, in de vierde maand, sloegen zij een bres in de stadsmuur en veroverden de stad.

3. De Babylonische legeraanvoerders trokken in triomf de stad binnen en namen plaats bij de Middenpoort. Daar zaten ze: hofmaarschalk Nebusazban en opperbevelhebber Nergalsarézer en alle overige leiders.

4. Toen koning Zedekia en zijn strijders hen zagen en begrepen dat de stad verloren was, vluchtten zij 's nachts door de poort tussen de twee muren aan de achterkant van de paleistuin over de velden in de richting van het Jordaandal.

5. Maar de Babyloniërs gingen de vluchtelingen achterna en haalden ze in op de vlakten van Jericho, waar zij de koning gevangennamen en naar koning Nebukadnezar brachten. Deze was in Ribla, in het land van Hamath. Daar sprak hij zijn vonnis over de koning uit.

6. De koning van Babel dwong Zedekia toe te kijken terwijl zijn kinderen en de vooraanstaande burgers van Juda werden gedood.

7. Daarna stak hij Zedekia de ogen uit, boeide hem met ijzeren ketens en zond hem naar Babel.

8. Intussen stak het leger het paleis en de huizen in brand en haalde de muren van Jeruzalem omver.

9. Daarna deporteerden Nebuzaradan, het hoofd van de lijfwacht, en zijn mannen de rest van de bevolking en de overlopers naar Babel.

10. Maar Nebuzaradan liet enkele van de armsten in het land achter en gaf hun akkers en wijngaarden.

11-12. Nebukadnezar had Nebuzaradan ook bevolen Jeremia op te zoeken. ‘Zorg ervoor dat hem niets overkomt,’ zei hij. ‘Zorg goed voor hem en geef hem alles wat hij wil.’