Het Boek

Jeremia 31:22-33 Het Boek (HTB)

22. Hoe lang zult u nog aarzelen, afvallige dochter? Want de Here zal iets nieuws en onbekends laten gebeuren, Israël zal uit zichzelf de Here zoeken!

23. De Here van de hemelse legers, de God van Israël, zegt: ‘Als Ik hen weer terugbreng, zal men in Juda en haar steden zeggen: “De Here zegene u, centrum van rechtvaardigheid, heilige heuvel!”

24. Stedelingen, boeren en herders zullen voor altijd in vrede en blijdschap samenleven.

25. Ik zal de vermoeiden rust en de bedroefden blijdschap geven.’

26. Toen werd ik, Jeremia, wakker. Wat genoot ik van zo'n slaap!

27. De Here zegt: ‘Er komt een tijd dat Ik het aantal inwoners en de veestapel hier in Israël enorm zal laten groeien.

28. In het verleden heb Ik mijn best gedaan dit volk te verwoesten en uit te roeien, maar nu zal Ik het weer zorgvuldig opbouwen.

29. De mensen zullen niet langer het gezegde ‘kinderen boeten voor de zonden van hun ouders’ gebruiken,

30. want iedereen zal voor zijn eigen zonden sterven, ieder moet voor zijn eigen zonden boeten.

31. Er komt een dag,’ zegt de Here, ‘dat Ik een nieuw verbond met de mensen van Juda en Israël zal sluiten.

32. Het zal niet hetzelfde verbond zijn dat Ik met hun voorouders sloot toen Ik die uit Egypte leidde. Dat verbond hebben zij toen verbroken, hoewel Ik voor hen zorgde als een man voor zijn vrouw.

33. Maar dit is het nieuwe verbond dat Ik dan met hen zal sluiten: Ik zal mijn wetten in hun harten graveren, zodat zij Mij willen eren, dan zal Ik werkelijk hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn.