Het Boek

Jeremia 31:1-9 Het Boek (HTB)

1. ‘In die tijd,’ zegt de Here, ‘zullen alle stammen van Israël Mij erkennen als de Here, zij zullen zich als mijn volk gedragen.

2. Ik zal voor hen zorgen, zoals Ik zorgde voor de Israëlieten die uit Egypte kwamen en aan wie Ik mijn genade toonde in de woestijn. Ik leidde hen en gaf hun rust.

3. Want lang voor die tijd heeft de Here tegen Israël gezegd: mijn volk, Ik heb van u gehouden met een eeuwigdurende liefde, liefdevol heb Ik u naar Mij toegetrokken.

4. Ik zal uw volk herstellen, maagd van Israël. U zult opnieuw gelukkig zijn en weer dansen op het ritme van de tamboerijnen.

5. U zult weer wijngaarden planten op de berghellingen van Samaria en met voldoening de opbrengst van uw eigen tuinen eten.

6. Er zal een dag komen dat de wachters op de heuvels van Israël zullen roepen: ‘Sta op, laten we naar Sion gaan, naar de Here, onze God.’

7. Want de Here zegt: ‘Zing blij over Israël, zing een jubelzang over het grootste van alle volken! De Here heeft zijn volk en de restanten van Israël gered.’

8. Want Ik zal hen terugbrengen vanuit het noorden en uit de verste hoeken van de aarde, zonder iemand te vergeten. Lammen en blinden zullen terugkomen, jonge moeders met hun kleine kinderen, vrouwen die op het punt staan te bevallen. Het zal een grote menigte zijn die terugkeert.

9. Vreugdetranen zullen hen langs de wangen lopen en zij zullen tot Mij bidden wanneer Ik hen naar huis leid. Zij zullen langs stromende beken trekken, zonder te struikelen. Want Ik ben een vader voor Israël en Efraïm is mijn oudste zoon.’