Het Boek

Jeremia 2:3-19 Het Boek (HTB)

3. In die tijd was Israël een heilig volk, het eerste van mijn kinderen. Iedereen die het iets aandeed, maakte zich ernstig schuldig en er kwam groot onheil over ieder die maar een vinger naar hem uitstak.

4-5. Och Israël,’ zegt de Here, ‘waarom keerden uw voorouders Mij de rug toe? Welk onrecht vonden zij in Mij dat zij zich van Mij afkeerden, afgodsbeelden aanbaden en veranderden in nietsnutten?

6. Zij dachten er niet meer aan dat Ik, de Here, hen veilig uit Egypte had gehaald en hen door de barre wildernis had geleid, een land van rotsen en woestijnen, van droogte en dood, waar niemand woont of zelfs maar doorheen reist.

7. Ik bracht hen in een vruchtbaar land om daarvan de vruchten en goede opbrengsten te eten, maar zij maakten er een zondig en verdorven land van en veranderden mijn erfenis in iets gruwelijks.

8. Zelfs hun priesters gaven niets om de Here en ook hun rechters negeerden Mij. Hun leiders keerden zich tegen Mij en hun profeten vereerden Baäl en dienden nietswaardige afgoden.

9. Maar u bent nog niet van Mij af, Ik zal u aanklagen en aandringen op uw terugkeer naar Mij, ja, zelfs later bij uw kleinkinderen!

10-11. Kijk om u heen of enig ander volk zijn oude goden inruilde voor nieuwe, zelfs al zijn dat geen echte goden. Stuur mensen naar Cyprus in het westen en naar Kedar in het oosten. Vraag daar maar of zoiets ooit eerder is gebeurd. En toch heeft mijn volk zijn machtige God opgegeven voor een stelletje stomme afgoden!

12. De hemel is geschokt door zo'n daad en huivert van afschuw.

13. Want mijn volk heeft zich schuldig gemaakt aan twee zonden: het heeft Mij, de bron van levend water, verlaten en maakte voor zichzelf bakken vol barsten, die geen druppel water kunnen vasthouden!

14. Waarom is Israël een slavenvolk geworden? Waarom is het gevangengenomen en naar een ver land weggevoerd?

15. Ik zie grote legers onder machtig geschreeuw naar Israël marcheren om het te verwoesten en haar steden in brandende puinhopen te veranderen.

16. Ik zie de legers van Egypte op mars gaan vanuit hun steden Memphis en Tachpanhes, om Israël van haar glorie en kracht te beroven.

17. En u hebt dit aan uzelf te wijten door uw opstand tegen de Here, uw God, toen Hij u wilde leiden en u de weg wilde wijzen!

18. Wat hebt u bereikt met uw verdragen met Egypte en Assyrië?

19. Uw eigen slechtheid zal u straffen. U zult leren hoe slecht en bitter het is ontrouw te worden aan de Here, uw God, Hem zonder enige schroom teverlaten!’—zegt de Here, de God van de hemelse legers.