Het Boek

Jeremia 13:1-14 Het Boek (HTB)

1. De Here zei tegen mij: ‘Koop een linnen riem en doe die om, maar zorg dat hij niet nat wordt.’

2. Ik kocht een riem en deed hem om mijn middel.

3. Toen sprak de Here opnieuw tegen mij en zei:

4. ‘Neem de riem mee naar de Eufraat en verberg hem daar in een grot tussen de rotsen.’

5. Dat deed ik, ik verborg de riem, zoals de Here mij had opgedragen.

6. Een hele tijd later zei de Here tegen mij: ‘Ga weer naar de rivier en haal de riem op.’

7. Ik deed dat en groef de riem op uit de grot waarin ik hem had verborgen. Maar hij was helemaal verrot en viel uit elkaar. Hij was onbruikbaar geworden!

8-9. Toen zei de Here: ‘Dit laat zien hoe Ik de trots van Juda en Jeruzalem zal breken.

10. Dit slechte volk weigert naar Mij te luisteren, volgt zijn eigen zondige verlangens en vereert afgoden. Daarom zal het net als deze riem totaal onbruikbaar worden.

11. Zoals een riem rond de heupen van een man vastzit, zo zaten Juda en Israël aan Mij vast,’ zegt de Here. ‘Zij waren mijn volk en deden mijn naam eer aan. Maar toen keerden zij Mij de rug toe.

12. Zeg hun dit: de Here, de God van Israël zegt: al uw kruiken moeten vol zitten met wijn. En zij zullen antwoorden: natuurlijk, we weten zelf ook wel dat kruiken gevuld moeten zijn.

13. Zeg dan tegen hen: dit is wat de Here u te zeggen heeft: Ik zal ieder die in dit land woont dronken maken, de koning die op de troon van David zit, de priesters, de profeten en heel Jeruzalem.

14. Ik zal vaders en zonen tegen elkaar aan stukken slaan,’ zegt de Here. ‘Ik zal niet toelaten dat medelijden of genade hen van de totale verwoesting redden.